In de schaduw van de boodschap en
het profeetschap
In de grot van Hira'
Toen de Profeet Mohammed bijna veertig was, was het zijn gewoonte om lange uren in afzondering door te brengen, mediterend en speculerend over alle aspecten van de schepping rondom hem. Deze meditatieve aard leverde een bijdrage aan het verbreden van de geestelijke kloof tussen hem en zijn landgenoten. Hij voorzag zichzelf van Sawiq (graanpap) en water en ging dan rechtstreeks op weg naar de heuvels en ravijnen in de nabijheid van Mekka. Eén van deze in het bijzonder, was zijn favoriete toevluchtsoord een grot genaamd Hira, in de berg An-Noer. Hij lag slechts 3,5 km van Mekka, een kleine grot, 3,5 meter in de lengte en 1,5 meter in de breedte. Hij ging daar altijd heen en nodigde reizigers uit om zijn bescheiden provisie met hem te delen. Hij wijdde het meeste van zijn tijd en Ramadan in het bijzonder, aan aanbidding en meditatie over het heelal rondom hem. Zijn hart was rusteloos over de morele zonden en de afgoderij die onder zijn volk heersten hij was vooralsnog hulpeloos, omdat geen definitieve koers, of specifieke aanpak voor hem beschikbaar was, om te volgen en de slechte praktijken rondom hem te rectificeren. Deze eenzaamheid, tezamen met dit soort overpeinzende aanpak, moet in het goddelijke perspectief worden begrepen. Het was een inleidende fase naar de periode van zware verantwoordelijkheden die hij al snel zou moeten dragen.
Privacy en het loskomen van de onreinheden van het leven, waren twee onmisbare vereisten voor de ziel van de Profeet om tot intieme communicatie te komen met de Ongeziene Macht die achter alle aspecten van het bestaan liggen in dit oneindige heelal. Het was een rijke periode van privacy, die drie jaar duurde en leidde naar een nieuw tijdperk, van onverbrekelijk contact met die Macht.
Djibriel (Gabriël) brengt de openbaring neer
Toen hij veertig was, de leeftijd van volkomen perfectie, waarop profeten altijd werd opgedragen hun boodschap te onthullen, begonnen tekenen van zijn profeetschap te verschijnen en aan de levenshorizon te gloren het waren de ware visioenen die hij zes maanden lang ervoer. Zijn profeetschap duurde 23 jaar dus de periode van zes maanden van ware visioenen vormde een integraal deel van de vierenzestig delen van profeetschap. In Ramadan, in zijn derde jaar van eenzaamheid in de grot van Hira, verlangde de wil van Allah ernaar om Zijn genade naar de aarde te laten vloeien, en Mohammed werd geëerd met het profeetschap en het licht van de openbaring viel op hem, met enkele verzen uit de Koran.
Voor wat betreft de exacte datum, wijst zorgvuldig onderzoek naar de uitvoerige bewijzen en relevante aanwijzingen rechtstreeks naar maandag, de nacht van de 21 e Ramadan, d.w.z. 10 augustus 610 na Christus toen de Profeet Mohammed precies 40 jaar, 6 maanden en 12 dagen oud was, d.w.z. 39 Gregoriaanse jaren, 3 maanden en 22 dagen.
‘Aisjah, de waarheidlievende, gaf de volgende overlevering van die veelbetekenende gebeurtenis, die het goddelijke licht bracht die de duisteris van ongeloof en onwetendheid zou verdrijven. Het leidde het leven naar een nieuw pad en bracht de serieuze verbeteringen teweeg in het verloop van de geschiedenis van de mensheid.
Voorlopers van de openbaring namen de vorm aan van ware visioenen die altijd uitkwamen. Daarna werd de eenzaamheid hem lief en ging hij naar de grot Hira' om zich een bepaald aantal nachten met Tahannoeth (toewijding) bezig te houden, voordat hij naar zijn familie terugkeerde. Dan keerde hij terug om provisies te halen voor een vergelijkbaar verblijf. Uiteindelijk kwam onverwacht de Waarheid (de engel) naar hem toe en zei:
“Lees.” “Ik kan niet lezen,” zei hij [Mohammed]. De Profeet beschreef: “Toen nam hij mij en omhelsde mij stevig, toen liet hij mij gaan en herhaalde het bevel: ‘Lees.' ‘Ik kan niet lezen,' zei ik en opnieuw omhelsde hij mij stevig en liet me pas gaan toen ik uitgeput was. Toen zei hij: ‘Lees.' Ik zei: ‘Ik kan niet lezen.' Hij omhelsde mij voor de derde keer stevig, liet mij toen gaan en zei:
“Lees In de naam van je Heer, Die (al het bestaande) heeft geschapen. De mens heeft geschapen van een bloedklonter.
Lees En je Heer is de meest Vrijgevige.”'
(Al-‘Alaq 96: 1-3)
De Profeet herhaalde deze verzen. Hij trilde van angst. In deze staat kwam hij bij zijn vrouw Khadidjah terug en zei: “Bedek mij…bedek mij.” Zij bedekte hem, totdat hij zich weer veilig voelde. Hij stelde Khadidjah van het incident in de grot op de hoogte en voegde eraan toe dat hij met afschuw vervuld was. Zijn vrouw probeerde hem te sussen en stelde hem gerust, zeggende: “Allah zal jou nooit vernederen. Jij verenigt de verbroken relaties; jij draagt de last van de zwakken; jij helpt de armen en behoeftigen, jij onthaalt de gasten gastvrij en verdraagt de moeilijkheden op het pad van de waarheidsgetrouwheid.”
Zij nam de Profeet mee naar haar neef Waraqa ibn Nawfal ibn Asad ibn ‘Abd Al-Oezza, die in de pre-islamitische periode het christendom had omarmd en de Bijbel in het Hebreeuws overschreef. Hij was een blinde oude man. Khadidjah zei: “Mijn neef Luister naar je neefje” Waraqa zei: “Oh mijn neefje! Wat heb je gezien?” De Boodschapper van Allah vertelde hem wat hem was overkomen. Waraqa antwoordde: “Dit is ‘Namoes' d.w.z. (de engel aan wie de goddelijke geheimen worden toevertrouwd) die Allah naar Moesa stuurde. Ik wilde dat ik jonger was. Ik wilde dat ik kon leven tot aan de tijd dat jouw mensen je uit zullen leveren.” Mohammed vroeg: “Zullen ze mij verdrijven?” Waraqa antwoordde bevestigend en zei: “Iedereen die met iets dat vergelijkbaar als wat jij hebt gebracht kwam, werd vijandig bejegend; en als ik tot die dag in leven blijf, zal ik je krachtig ondersteunen.” Een paar dagen later stierf Waraqa en de openbaring stopte ook tijdelijk.
At-Thabari en Ibn Hisjam hebben overgeleverd, dat de Boodschapper van Allah de grot van Hira' verliet, nadat hij door de openbaring verrast was, maar later keerde hij naar de grot terug en hervatte zijn eenzaamheid. Naderhand kwam hij naar Mekka terug. At-Thabari deed verslag van dit incident, zeggende:
Na het vermelden van de komst van de openbaring, zei de Boodschapper van Allah : “Ik heb nooit iemand meer verafschuwd dan een dichter of een geesteszieke man. Ik kon het niet verdragen naar één van hen beide te kijken. Ik zal nooit iemand van de Qoeraisj over mijn openbaring vertellen. Ik zal een berg beklimmen en mijzelf ervan af gooien en sterven. Dat zal mij bevrijden. Ik ging dat doen, maar halverwege de berg hoorde ik een stem uit de lucht komen, zeggende: ‘Oh Mohammed! Jij bent de Boodschapper van Allah en ik ben Djibriel (Gabriël).' Ik keek omhoog en zag Djibriel (Gabriël) in de vorm van een man, die zijn benen op de horizon legde. Hij zei: ‘Oh Mohammed Jij bent de Boodschapper van Allah en ik ben Djibriel (Gabriël).' Ik stopte en keek naar hem. Het zien van hem bracht mij af van wat ik van plan was te doen. Ik stond vastgenageld aan de grond. Ik trachtte mijn ogen van hem af te wenden. Hij was overal waar ik keek. Ik bleef bewegingloos staan, totdat Khadidjah iemand stuurde om mij te zoeken. Hij ging naar beneden naar Mekka en kwam terug, terwijl ik op dezelfde plaats bleef staan. Djibriel (Gabriël) vertrok toen en ik ging terug naar huis. Ik vond Khadidjah thuis, dus ik ging heel dicht bij haar zitten. Zij vroeg: ‘Vader van Al-Qasim! Waar ben je geweest? Ik stuurde iemand erop uit om jou te zoeken. Hij ging naar Mekka en kwam bij mij terug.' Ik vertelde haar wat ik had gezien. Zij antwoordde: ‘Het is een profetisch teken, oh mijn echtgenoot. Verman jezelf, ik zweer bij Allah, dat jij een boodschapper voor deze natie bent.' Toen stond ze op en ging naar Waraqa en informeerde hem. Waraqa zei: ‘Ik zweer bij Allah, dat hij dezelfde Namoes, d.w.z. engel, heeft ontvangen als die naar Moesa was gestuurd. Hij is de profeet van deze natie. Zeg hem geduld te hebben.' Zij kwam bij hem terug en vertelde hem over de woorden van Waraqa. Toen de Boodschapper van Allah zijn eenzame verblijf had voltooid en naar Mekka ging, ging hij naar Waraqa, die tegen hem zei: ‘Jij bent de profeet van deze natie. Ik zweer bij Allah, dat jij dezelfde engel hebt ontvangen, als die naar Moesa was gestuurd.'”
Onderbreking van de openbaring
Ibn Sa'd heeft overgeleverd op gezag van Ibn ‘Abbaas, dat de openbaring een aantal dagen stopte.Na nauwkeurig onderzoek, lijkt dit het meest logische. Om te zeggen dat het drieëneenhalf jaar duurde, zoals sommige geleerden beweren, is niet juist, maar er is geen ruimte om op meer details in te gaan.
Ondertussen was de Profeet in een soort depressie gevangen, gekoppeld aan verbijstering en verwarring. Al-Boekharie heeft overgeleverd:
De goddelijke inspiratie stopte een poosje en de Profeet raakte zo bedroefd, zoals we hebben gehoord, dat hij verscheidene malen van plan was om zichzelf van de toppen van de hoge bergen te gooien en iedere keer als hij de top van een berg beklom, om zichzelf eraf te gooien, verscheen Djibriel (Gabriël) voor hem en zei: “Oh Mohammed Jij bent inderdaad de Boodschapper van Allah in de waarheid,” waarop zijn hart weer tot rust kwam en hij kalmeerde en naar huis terugkeerde. Wanneer de periode van de komst van de openbaring lang werd, deed hij als voorheen, maar opnieuw verscheen Djibriel (Gabriël) voor hem, om te zeggen wat hij eerder had gezegd.