Hoe om te gaan met niet-moslim ouders


Hoe om te gaan met niet-moslim ouders

Alle Lof behoort toe aan Allah, De Heer der Werelden en ik getuig dat er niets waard is om aanbeden te worden behalve Allah. Hij is de Enige en aan Hem behoren geen deelgenoten. Tevens getuig ik dat Mohammed Zijn dienaar en Boodschapper is. Moge de Zegeningen en Vrede van Allah met hem, zijn familie en zijn metgezellen zijn.


De toespraak over het goed zijn tegenover de ouders is een toespraak over een uiterst belangrijke zaak. Dit belang wordt duidelijk uit de Woorden van Allah en uit de verschillende posities in de Koran waarin Allah aangeeft dat de rechten van de ouders worden samengestelt met Zijn Eigen rechten.
Zoals in Zijn volgende woorden:
“En jouw Heer heeft bevolen alleen Hem te aanbidden en goed te zijn tegenover de ouders.”
[Sūrah Al-Israa 17:23]
En Zijn woorden:
“Aanbidt Allah alleen en ken geen partners aan Hem toe in de aanbidding en wees goed tegenover de ouders.”
[Sūrah Al-Nisaa 4:36]
En Zijn Woorden:
“Komt bij elkaar en ik zal jullie reciteren wat jullie Heer jullie haraam (verboden) heeft verklaard: Opdat jullie niets naast Hem zullen aanbidden en dat jullie goed zullen zijn jegens jullie ouders.”
[Sūrah Al-An’aam 6:151]

En Zijn Woorden:
“Wees Mij en jouw ouders dankbaar.”
[Sūrah Luqmaan 14]
Deze woorden van Allah zijn een duidelijk bewijs voor het enorme belang van de rechten die de ouders hebben, ze verplichten om goed te zijn voor hen en bevatten een strenge waarschuwing voor het slecht zijn tegen hen.
Het spreken over het goed zijn tegenover de ouders omvat een enorme verscheidenheid aan onderwerpen en beslaat een breed veld. Maar gebaseerd op het verlangen van de edele broeders zal de preek beperkt worden tot dat wat te maken heeft met “het goed zijn van de moslim met zijn ouders die niet-moslim zijn en shirk (afgoderij) plegen” en zo ook “hoe te handelen volgens de Islaam met niet-moslim ouders”. Natuurlijk bestaat er geen twijfel over het feit dat degene die nieuw is in de Islaam een sterke behoefte heeft aan verduidelijking van de Islamitische leer én richtlijnen hierin krijgt omtrent dit onderwerp opdat zijn omgang jegens zijn ouders met kennis en inzicht zal zijn met De Leiding van Allah.


Niet dat hij gaat neigen naar een omgang waarvan hij verondersteld dat het een onderdeel is van de religie van Allah en zodoende zichzelf schade toebrengt en fout handelt in de omgang naar zijn ouders toe.
Allah heeft in de Koran de vereiste houding van de moslim tegenover zijn niet moslim ouders verduidelijkt zoals dit in Sūrah Al Ankabūt naar voren komt Allah zegt namelijk:
“En Wij hebben de mens bevolen goed en plichtsgetrouw te zijn voor zijn ouders, maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarover jij geen kennis bezit, gehoorzaamd hen dan niet. Tot Mij is jullie terugkeer, daarna zal ik jullie op de hoogte brengen van wat jullie plachten te doen. En zij die geloven in de eenheid van Allah en vrome daden verrichten, zullen Wij zeker (het Paradijs) doen binnengaan in (het gezelschap) van de vromen.”
[Sūrah Al-Ankabūt 29:8-9]
Deze verzen zijn geopenbaard als een bevel voor de mens richting zijn ouders. “En we hebben de mens bevolen goed en plichtsgetrouw te zijn tegenover zijn ouders.” Het (Arabische) woordje “Ḥusnaa” (die in dit vers weergegeven is in het Nederlands als “goed” en “plichtsgetrouw”) omvat de volledige betekenis, in zowel woorden als daden, van Al-Iḥsaan.
Al-Iḥsaan betekend hier dat de persoon zijn ouders toespreekt met vriendelijke en fijne bewoordingen en dat hij zijn ouders fatsoenlijk aanspreekt passend bij hun waarde en positie.


Ook houdt Al-Iḥsaan in dat hij zijn ouders een helpende hand biedt en zorgdraagt voor hun benodigdheden en dergelijke. Het betreft hier dus een algemeen bevel die alle onderwerpen van- en wegen naar Al-Iḥsaan (goedheid) omvat.
In het vervolg van het vers zegt Allah: maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarover jij
geen kennis bezit, gehoorzaamd hen dan niet.” betekenend dat wanneer de ouders Shirk (afgoderij) beoefenen en zich bevinden in een staat van Kufr in Allah en hun zoon of dochter dwingen om afgoden te nemen naast Allah en Kufr te plegen.

Allah zegt: “Maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarover jij geen kennis bezit”. Dan de betekenis van het vervolg van het vers (namelijk) “Waarover jij geen kennis bezit”: is een onlosmakelijke eigenschap die samenhangt met Shirk, omdat niemand kennis heeft over de authenticiteit van Shirk. Dus Shirk is incorrect en er bestaat geen correcte kennis die wijst op authentieke Shirk. De afgodenaanbidders en de volkeren die zich op Kufr bevinden hebben geen enkel bewijs en authentieke kennis die bevestigd dat waar hun in geloven correct is.


Shirk, niemand heeft kennis die aangeeft dat het authentiek is, immers is Shirk totaal nietig en het is één en al dwaling en verderf. En gelijksoortig aan dit gedeelte van het vers is het volgende vers: “En wie een andere god aanroept naast Allah, waarvoor hij geen bewijs heeft.” Het gebrek aan kennis is dus een onlosmakelijke eigenschap die altijd gepaard gaat met afgoderij.
Allah zegt:
“Maar indien zij jou dwingen om deelgenoten toe te kennen aan Mij, waarover jij geen kennis bezit.” dat wil zeggen datgene waarmee zij jou uitnodigen naar Shirk en Kufr “Gehoorzaamd hen dan niet.” Geef dus geen gehoor aan hun uitnodiging om afgoden te nemen naast Allah.
Allah zegt “Gehoorzaamd hen dan niet” en zegt niet: “Wees slecht tegen hen.” Dit betekend dat een kind goed voor zijn ouders moet zijn, zich goed moet gedragen richting zijn ouders maar wanneer zij het kind uitnodigen om Shirk en Kufr te plegen dan mag het kind de ouders niet gehoorzamen.
Mochten zij hem om iets goeds vragen, om hulp en dergelijke, in dat geval gehoorzaamd hij hen wel.
Dit onderwerp wordt ook verduidelijkt in het volgende vers uit Sūrah
Luqmaan waarin Allah zegt:
“En als zij jou dwingen dat jij een afgod naast Mij aanbidt, zonder dat jij er kennis over hebt: gehoorzaamd hen dan niet. En vergezel hen met goedheid in dit wereldse leven.” [Sūrah Luqmaan 31:15]
Allah beveelt hier het kind dus met goedheid de ouders in het wereldse leven te vergezellen. Dat wil zeggen dat het kind de ouders met waardering behandeld voor al het goede en mooie wat ze vroeger gedaan hebben (voor hun kinderen), al het mededogen wat de moeder heeft getoond en voor al de financiën die de vader heeft gespendeerd. Al deze zaken mag hij niet vergeten. Sterker nog, hij toont moeite in zijn goede omgang in het vergezellen van zijn ouders.
Hij mag hen echter absoluut niet gehoorzamen wanneer zij hem uitnodigen Shirk te plegen.
Vervolgens sluit Allah dit vers af met Zijn woorden: “Tot Mij is jullie terugkeer, daarna zal ik jullie op de hoogte brengen van wat jullie plachten te doen.”
Dit vers bevat enerzijds targhieb (het doen verlangen naar) en anderzijds tahdied (een dreigement). Targhieb, dat de persoon die goed en plichtsgetrouw is richting de ouders hiervoor enorm wordt beloond door Allah. En het dreigement is gericht aan het adres van de ouders dat zolang zij zich blijven bezighouden met hun afgoderij dat hen te wachten staat wat de afgodenaanbidder overkomt aan bestraffing op De Dag van de ontmoeting met Allah.
Vervolgens, hij die geduldig is op de Tawḥied en Imaan en zich niet laat beïnvloeden door zijn ouders door hetgeen waar zij hem naar uitnodigen aan Shirk en hen toch vergezeld in het goede, hij zal op De Dag des Oordeels terugkeren met een prijzenswaardig einde en een mooie beloning.
Daarom zegt Allah in het volgende vers: “En degenen die geloven en vrome daden verrichtten zullen Wij zeker (het Paradijs) doen binnengaan in (het gezelschap) van de vromen.” Dit vers bevat een advies aan degene die zich bevind in een dergelijke situatie om geduldig te zijn op de Imaan en de Dien (religie) en zich absoluut niet te laten beïnvloeden door zijn ouders vanwege de Shirk en Kufr in Allah waar zij hun zoon of dochter naartoe uitnodigen.

Vervolgens is het aan het kind die zich in deze situatie bevind om zoveel mogelijk (hun uitnodiging naar Shirk en Kufr) te vermijden tijdens de uitnodiging van zijn vader naar deze religie toe, hierin zijn uiterste best doet met genegenheid, hem benaderd met het goede en smeekbedes verricht waarin hij Allah herhaaldelijk leiding vraagt (voor zijn ouders). ‘S Nachts bid hij zoveel als Allah dat bepaald en smeekt Allah in zijn smeekbedes, in zijn sudjūd en in zijn verplichte en vrijwillige gebeden opdat Allah hen leidt.
Op deze manier combineert het kind de smeekbedes met de dawah (uitnodiging naar Islaam). Smeekbedes richting Allah en uitnodiging naar de Islaam met zachtmoedigheid en het gebruik van aardige woorden zoals Abū Hurayrah dat ook deed in zijn relatie met zijn moeder. En deze geweldige gebeurtenis (tussen Abū Hurayrah en zijn moeder) wordt genoemd in Ṣaḥieḥ Muslim en Abū Hurayrah zegt daarin:
“Ik was gewoon om mijn moeder uit te nodigen naar de Islaam en zij was een afgodenaanbidder. Op een dag dat ik haar
uitnodigde zei mijn moeder iets over de Boodschapper van Allah wat ik verafschuwde. Al huilend kwam ik bij de Boodschapper van Allah en ik zei: O
Boodschapper van Allah, ik nodig mijn moeder uit naar de Islam maar zij keert zich van mij af en toen ik haar vandaag weer uitnodigde zei zij iets over u wat ik verafschuwde. O Boodschapper van Allah, vraag Allah Umm (de moeder van) Abū Hurayrah te leiden.
Hierop zij de Boodschapper van Allah: “O Allah leidt de moeder van Abū Hurayrah” waarop ik verheugd door de smeekbede van de Boodschapper van Allah de plek verliet.
(Thuis) aangekomen kwam ik bij de deur en trof deze gesloten aan. Mijn moeder hoorde mijn voetstappen waarop zij vervolgens zei: “Abū Hurayrah blijf waar je bent.” (Abū Hurayrah zei): Ik hoorde het water stromen.
(Abū Hurayrah) zei: Mijn moeder had zich gewassen en haar kleren aangetrokken en versnelt trok zij haar Khimaar aan. Vervolgens deed zij de deur open en zei: “O Abū Hurayrah, ik getuig dat niets of niemand het recht heeft aanbeden te worden behalve Allah en ik getuig dat Mohammed Zijn dienaar en Boodschapper is.”
Abū Hurayrah zei: “En ik keerde al huilend van blijdschap terug naar de Boodschapper van Allah. En ik zei: O Boodschapper van Allah wees verheugd want Allah heeft uw smeekbeden verhoord en heeft de moeder van Abū Hurayrah geleidt.”
Hierop loofde de Boodschapper van Allah Allah en prees Hem en zei “Khairan”.
(Hierop zei Abū Hurayrah): “O Boodschapper van Allah vraag Allah dat hij mij en mijn moeder geliefd maakt bij de gelovige dienaren van Allah en dat hij hen geliefd maakt bij mij en mijn moeder.” Abū Hurayrah zei: “De Boodschapper van
Allah zei: “O Allah maak deze twee dienaren van U geliefd bij je gelovige dienaren en maak de gelovigen geliefd bij hen (Abū Hurayrah en zijn moeder)” en er was geen moslim die geschapen werd en hoorde over mij of mij zag behalve dat hij van mij hield.”

Dit bijzonder aangrijpende verhaal is een leerwijze voor de moslim die wordt beproefd met ouders die afgodenaanbidders zijn, of waar er één van de twee een afgodenaanbidder is, om zodoende de manieren toe te passen in de omgang met zijn ouders die Abū Hurayrah ook heeft toegepast, door herhaaldelijk Allah te smeken hen te leiden en hen met goedheid, zachtmoedigheid en vriendelijke woorden uit te nodigen naar de religie van Allah.

Voorwaar, het behandelen van de ouders op een goede manier en het in acht nemen van de juiste gedragingen, de zachtheid in de handelingen en in het vergezellen, overeenkomstig met het goede zover de mogelijkheden reiken worden allen beschouwd als Asbaab (redenen die ertoe leiden) dat de ouders geleidt worden naar De Islam.
Sommige jongeren begaan fouten wanneer ze moslim worden door afstand van de ouders te nemen of hen helemaal te boycotten en niet te bezoeken of hen niet goed te behandelen. Er bestaat geen twijfel over dat dit verkeerd is. Integendeel, hij moet zijn ouders in het goede vergezellen en zijn uiterste best doen goed en plichtsgetrouw voor hen te zijn.
Wanneer zij hem uitnodigen naar Kufr en het plegen van Shirk dan is gehoorzamen niet toegestaan. En de omgang met zijn ouders in het goede en tegelijkertijd het niet gehoorzamen van hen wanneer ze hem uitnodigen naar het plegen van afgoderij spreken elkaar niet tegen.

Ik nodig elke moslim uit die is beproefd met ouders die afgodenaanbidders zijn (of één van hen) om de eerder genoemde
verzen uit Sūrah Luqmaan en Sūrah Al-Ankabūt te lezen. Ook nodig ik hen uit de geschriften te lezen van de deskundigen op het gebied van Tafsier (uitleg van de Qor’aan) omtrent de betekenissen van deze verzen en de bewijzen die zich daar in bevinden over de goedheid en zachtmoedigheid die men in acht dient te nemen in de omgang met de ouders en het vermijden van hun uitnodigingen naar Shirk en Kufr.

Dit is een overzicht over dit onderwerp en ik vraag Allah Al Kariem (de Meest Nobele), Heer van De Geweldige Troon met Zijn Schone Namen en Verheven Eigenschappen om ons allen te laten profiteren van datgeen wij geleerd hebben, al onze zaken te verbeteren, ons te leiden op het rechte pad en ons geen oogwenk over te laten aan onze begeerten. Voorwaar, Groots en Verheven is Hij, Hij is De Beantwoorder van de smeekbeden, Hij heeft het meeste recht op ons verlangen en Hij is De eerste van wie verlangt moet worden, Hij is voor ons voldoende en Hij is een goede Wakiel (Beschermer).

Allah de Verhevene weet het het beste en moge de Zegeningen en Vrede met Zijn Boodschapper, onze Profeet Mohammed zijn, en met zijn familie en metgezellen.